Na een aantal bezoeken aan tentoonstellingen in het Momu in Antwerpen is bij mij opgekomen hoe belangrijk de opbouw van een tentoonstelling en de presentatie van een werk is. Toen ik de aankondiging van de workshop bij Kunstwerk(t) zag, heb ik me dan ook onmiddellijk ingeschreven. Nu mijn eigen werk wat begint te groeien wordt het belangrijk aan de volgende stappen ook te werken. Hoe toon je je eigen werk? Hoe toon je het in combinatie met werken van andere kunstenaars? Hoe bouw je een presentatie die het werk ondersteunt, geen afbreuk doet, niet domineert?

De workshop werd gegeven door Georges Uittenhout, een ervaren tentoonstellingbouwer verbonden aan het MuHKa in Antwerpen. Ik moet zeggen, van de paar opleidingen die ik bij Kunstwerk(t) heb gevolgd, steeds heb ik het gevoel dat de begeleiders echt wel ervaren coaches zijn. Het was dus niet een stuk theorie vanuit een boekje, een aantal principes en die gaan we nu eens toepassen. Nee, het was heel ervaringsgericht opgevat. Een totaal andere aanpak dan in het Academie, die eerder een klassieke schoolse manier hanteert. We kregen opdrachten die we moesten observeren en via de nabespreking kwamen we tot inzichten. Een heel krachtige didactische aanpak. Tof hoe Kunstwerk(t) die mensen er steeds weet uit te pikken, want het is niet omdat je een specialist bent in je vak, dat je het kan overbrengen.

De ruimte was ook goed gekozen. Van het experimenteel kunstcentrum Croxhapox had ik nog niet gehoord en ik woon toch al bijna 20 jaar in Gent, maar het was wel een ontdekking. Een centrum die ruimte biedt aan actuele kunst en meer bepaald aan de confrontatie en toegankelijkheid ervan met het publiek vond ik een heel interessante insteek. Die volg ik zeker verder op.

Hoe werd de workshop zelf opgebouwd? ’s Morgens zijn we gestart met oefeningen rond ruimte en ruimtelijkheid. We gingen met 15 individuen zelf als object in een compleet witte ruimte plaats nemen en een compositie in die ruimte bouwen, los van een concreet object of los van het bouwen van een tentoonstelling. Enkel het gevoel tegenover de ruimte was belangrijk. Waarom zou je iets op een bepaalde plaats positioneren? Wat voelt er goed aan? Wat doorbreekt een compositie totaal? Daar bij was de moeilijkheid om los te komen van het concrete en de interpretatie, en puur abstract composities bouwen.

Vooral de observatie was belangrijk. Bij 1 persoon bleek het nog vlot te gaan. Met meerdere samen nam het al veel meer tijd in beslag. Met de hele groep tegelijkertijd kwamen we uiteindelijk niet tot een krachtige compositie. Iedere kunstenaar bleek te sterk zijn eigen stempel te willen drukken op het resultaat zodat het geheel niet meer krachtig overkwam. Er was geen relatie ten opzichte van de ruimte of ten opzichte van elkaar. En het duurt een eeuwigheid, tot de dominante partij het wint. De manier om tot een krachtige opstelling te komen is door 1 iemand, of een groepje die mekaar goed aanvoelt, te hebben die een basiscompositie maakt en eventueel bijstuurt aan de feedback van de deelnemers, maar iemand moet die leiding nemen. Die groepsdynamiek is wel nodig om de blokkages sneller te zien en op te lossen en te komen tot een krachtiger compositie.

Na de abstracte oefeningen kwam de praktijk aan bod. We kregen een aantal voorbeelden van tentoonstellingen te zien. Een aantal aspecten speelden daar een belangrijke rol in. Aan de ene kant benadrukte Georges het sociale aspect waarbij op een vernissage eigenlijk weinig naar de werken zelf worden gekeken. Dat is vooral een sociaal gebeuren. De werken kan je beter op een ander moment eens bekijken. Daarnaast heb je ook het aspect betekenis van de ruimte. Ga je exposeren in de ruimte van een beschermd monument, een kerk of een restaurant. Dat wordt een totaal andere tentoonstelling. Een beschermd monument heeft al zoveel betekenis dat het heel moeilijk is om daar nog voldoende aandacht te krijgen voor werken die een totaal individuele betekenis hebben.

In de namiddag gingen we zelf in de praktijk tewerk. Met zelf meegebracht werk gingen we soms in groepjes van 2, soms alleen aan de slag om een tentoonstelling op te bouwen in 20 minuten. Architectonisch, mathematisch, centraal, sacraal, veilig, rechtlijnig, mannelijk, koel, gedurfd, agressief, fragiel, integer. Allemaal woorden die op een compositie in een ruimte werden geplakt. En het hangt steeds van je thema, je bedoeling af of de compositie eerder geslaagd is of helemaal niet werkt en er eerder uitziet als een etalage.

Lessons learned:

  • Bij het opstellen van een tentoonstelling begin je best eerst met de keuze van het thema, een bedoeling, een richting. Dat kan de kunstenaar zelf zijn, of een thema zoals landschappen, of kleur.
  • Alles is mogelijk, er zijn zoveel mogelijkheden. Er is niet 1 ideale opstelling. Het proces van een tentoonstelling opbouwen is nooit af. Tot net voor de vernissage kan je nog wijzigingen aanbrengen.
  • Als je op een blokkage komt, probeer het anders. 1 object herpositioneren geeft de tentoonstelling een totaal andere uitstraling. Het komt er op aan om te durven doorgaan en te durven toegeven dat iets wringt en die blokkages opheffen.
  • Een minimale fysieke aanwezigheid van een object kan toch een hele impact op de ruimte veroorzaken.
  • Een publiek zal nooit zo’n intieme band met je werk krijgen als je zelf hebt. Een kunstwerk krijgt een bepaalde zelfstandigheid. Je moet durven je werk loslaten en het een eigen interpretatie laten uitstralen. In die zin moet je dus ook durven om het te combineren met andere werken die het kunnen versterken en nog beter tot zijn recht laten komen.
  • Werk met verschillende ritmes in je compositie. Een opstapeling van energie, afgewisseld met ruimtes van rust. Hou rekening met open en dichte ruimtes. Dit voorkomt dat mensen er in 1 tempo doorwandelen maar op bepaalde momenten stilstaan en tijd nemen om indrukken op te doen en op andere momenten versnellen.
  • Licht kan geen tentoonstelling maken. Het kan een slechte zeker niet verbeteren, het kan wel een goeie opstelling totaal laten mislukken.
  • 2D-werken worden best gehangen op ooghoogte. Het middelpunt van het werk op 155 à 160 cm van de grond. Ga je het hoger positioneren kan het eerder als deel van de muur en de ruimte beschouwd worden en trekt het minder aandacht als werk op zich.

Eigenlijk heb ik hier geleerd dat je als kunstenaar best heel vroeg start met het concept, je thema van je tentoonstelling. Wat, waar, wie, wanneer en hoe zal je iets tonen? In functie van die keuzes kan je dan werken maken die al een relatie aangaan met de mensen, ruimte. Dit is totaal anders dan dat je eerst je werken maakt en dan moet inpassen in een ruimte. Als tentoonstellingbouwer ga je dan relaties zoeken.

Ik probeer het toe te passen op mijn eigen werk. Mijn stier en stoel heb ik al een aantal keer getoond in een neutrale witte ruimte. Ze komen natuurlijk krachtig over door het kleurgebruik van het werk. Maar wat als ik die nu toon in een arena, of een barok huis? Of hiernaast, “gemixed” met werken van andere schilders. Hmm, een heel nieuw vraagstuk die ik even moet laten bezinken.