Even een aantal voorbeelden van de schildertechnieken van bekende schilders:

Na 1961
David Hockney: afplakband en een roller voor grote vlakken
Roy Lichtenstein: gestippelde vlakken door raster en tandenborstel
Andy Warhol: zeefdruk op linnen.
Robert Rauschenberg: assemblagetechniek met materiaal van sokken tot autobanden.
Morris Louis: giettechniek, zeer transparante en vloeibare magnaverf op linnen. (ook gebruikt door Helen Frankenthaler)

1941-1960
Peter Blake: contrast tussen fotorealisme, magisch realisme en naïve figuren, ook vaak trompe l’oeils.
Jasper Johns: de encaustiek techniek en collage op linnen.
Alberto Giacometi: schetsmatige schilderijen in grijswaarden op linnen
Henri Matisse: kniptechniek
Jackson Pollock: droppings, druiptechniek
Jean Dubuffet: art brut, primitieve kunst geïnspireerd op werk van psychiatrische patiënten. Hij mengde materiaal door zijn verf: cement, teer, gravel, kolengruis en kerfde met een stok figuren in de “pasta.”
Francis Bacon: geplande desintegratie. Hij startte zijn schilderijen met een “beheerst ongeluk” hing er “geweldadig” een “armatuur” aan op en vulde het in met een “zenuwstelsel”.