Zaterdag ben ik naar Leuven getrokken voor de eerste les van het e-atelier georganiseerd door Wisper. Het was keihard om de zaterdagmorgen vroeg op te staan naar een week van hard labeur 😉 maar achteraf gezien was het zeker de moeite waard. Trouwens, mijn ventje had mij naar het station gebracht (ja, hij, zo vroeg, en met een goed humeur, ongelooflijk! Dank u ventje!!) en de trein is altijd een beetje reizen. Door de directe verbinding kon ik me een uurtje gezellig nestelen in een comfortabele zetel.

Ligging is perfect. Na 10 minuten stappen kwam ik aan de hand van het plannetje zeer goed op tijd toe. Ik kon nog op het gemak verder wakker worden, een theetje scoren en de collega-studenten leren kennen. Stuk voor stuk toffe mensen met een verhaal. Mensen van alle leeftijden en uit alle streken die iets te zeggen hebben maar ook ontzettend goed kunnen luisteren. Echt een toffe bende waar je je direct op je gemak bij voelt. Ook het atelier zelf vond ik schitterend. Heel ruim, een prachtige grote tafel waar je kan op kliederen en experimenteren. Grote schildersezels en vooral héél veel licht. Een heel contrast met de Academie. Daar staan we allemaal zo dicht op mekaar. Dit jaar heb ik het er trouwens heel moeilijk mee. Ik heb echt ruimte nodig. Om zaken aan de muur te hangen, verf te mengen, 3 schilderijen tegelijk te maken,… en dat is daar quasi niet mogelijk. In Leuven lijkt het alvast ruimer.

En dan vlogen we erin. Na een korte introductie eerst een opwarmingsoefening. We kozen allemaal een kleur plakaatverf en een borstel. We stonden naast elkaar aan een grote tafel met een blad papier voor ons neus en kregen opdrachten:

  • schilder het blad volledig in je gekozen kleur
  • geef het blad door naar links en schilder de naam van je rechterbuur op het blad
  • geef het blad door naar links en vul bepaalde vakken van de naam in
  • neem terug je eigen blad en maak het af en personaliseer je werk

En zo ging het 3 oefeningen door. De bedoeling was elkaar te leren kennen, in elkaars werk te kunnen komen en vooral ook je eigen werk te leren afstaan en laten afbreken om daarna met nieuwe inzichten het te kunnen opbouwen. Woaw, wat heb ik me geamuseerd. Van binnen leek ik terug 3 jaar, had ik maar wat vuilere kleren aan, dan had ik ook deze grens niet om rekening mee te houden 😉

Toen kwam een korte presentatieoefening aan bod. Iedereen mocht zich voorstellen en zoals ik al zei, stuk voor stuk boeiende mensen die je eigen situatie meteen laten relativeren.

De laatste oefening voor de middag was een groepsschilderij. We kregen een blad van zeker 8 meter breed en anderhalf meter hoog. Het was een soort chemisch papier. Ik heb niet zo goed begrepen wat het was. Ik moet dat nog eens opzoeken maar dat was niet zo belangrijk. De oefening bestond erin om eerst een plekje te zoeken en er elk één figuur op te schilderen. Dit mocht zowel figuratief als abstract zijn. Iedereen kon dit tegelijkertijd doen. Daarna kwam iedereen één voor één aan beurt met de bedoeling om evenwicht te creëren in de onsamenhangende figuren. Na deze derde ronde was het de bedoeling om een richting te kiezen. Gaan we abstract verder of kiezen we voor een verhaal. In deze discussie gingen mijn ogen echt open. Ik zag er geen samenhang in. Het leken me losse flodders van vormen die op zich wel gecombineerd konden worden, maar ik zag er alvast geen verhaal in. Ann wel. Ze heeft er zeker 5 minuten aan een stuk over verteld en geïnterpreteerd. Wat een fantasie 😉 We geraakten er niet echt uit en gingen verder met een compromis. We zouden verhalend verder werken maar hier en daar kon toch wat abstractie. En zo gingen we nog een half uur verder in acrylverf. Het eindresultaat bleef me niet echt als coherent overkomen, maar er kwamen wel heel leuke stukken uit. Het enige wat ik gemist heb, nu ik er nog wat over nadenk is dat we er als groep geen titel voor gekozen hebben.

Na de middag gingen we verder met wat discussies. We gingen in groepen werken en kregen een stapeltje reproducties van schilderijen. Hieruit moesten we 3 extreem verschillende werken kiezen. En daar kregen we dan vragen over:

  • gaat het over een verhaal of is het een abstract beeld
  • in welk materiaal is het uitgewerkt
  • wilt de schilder iets vertellen met zijn schriftuur, compositie, vorm, kleur…

Uiteindelijk kozen alle groepjes voor 1 werk die we dan in de grote groep naar voor brachten. Wij hadden gekozen voor een werk van Max Ernst Ubu Imperator. 1923. Oil on canvas. 100 x 81 cm. Het was een werk uit het jaar 1923 met een afbeelding van een rode figuur op een idilisch, gestyleerde achtergrond van lucht met wolken en een zandkleurige grond waarmee hij duidelijk ruimte simuleerde. De figuur zelf deed denken aan de toren van Pizza of een watertoren. Deze stond of eerder ballanceerde op een pin in plaats van op benen en voeten. Dit gaf een gevoel van een broos evenwicht, hoewel de figuur toch behoorlijk zelfberaden rechtstond door de centrale compositie in het beeld. De schildertechniek was wat naïf. We veronderstellen dat het olieverf is, gezien het tijdsperk, maar toch was het behoorlijk grof geschilderd. Je zag duidelijk de penseelstreken. Ook het gebruik van vooral primaire kleuren gaven een naïve uitstraling. De figuur daarentegen leek toch fijner uitgewerkt. Een bepaalde realistische uitvoering met schaduwtechniek en een repeterend patroon. Conclusie, de schilder wou duidelijk een verhaal brengen hoewel we niet direct begrepen wat die precies was.

De volgende discussieoefening bestond eruit elk voor zichzelf een reproductie te kiezen en eruit te “lezen” wat de schilder bedoelde. Dit brachten we één voor één naar voor. De keuze van de mensen was divers. Bepaalde kozen voor de sfeervolle werken van Speliart, of verhalende beelden van Kahlo. Andere voor de grote Vlaamse meesters. Ik meen me ter herinneren dat ik de enige was die een meer abstracter beeld had gekozen. Mijn favoriet was een beeld van Jasper Johns. De titel stond niet op de reproductie maar het was Figure 5, 1960, encaustic and newspaper collaged on canvas, 183 x 137.5 cm. Het was een heel contrastrijk en grof werk. Iets wat mij direct “durf” deed uitstralen. Hoewel het op A4 formaat was geprint leek het me een zeer groot werk. Wat me er vooral in aansprak was hoe hij de geometrische lijnen zeer plastisch had vormgegeven. Er stonden geen lijnen op getekend, en toch waren er duidelijk lijnen te zien. Hij gebruikte geen kleur maar bleef bij de essentie: zwart, wit en grijzen ertussen. Zijn schriftuur leek heel grof, met druipende stukken. Zijn lijnen werden ontstonden door 2 extreme contrasten tegenover elkaar te zetten. Het gaf me een brute, sobere uitstraling maar vooral heel veel lef en durf. Van het materiaal ben ik niet zeker. Johns was zeker gestart vanuit een collage met krantenpapier. Maar had hij het nu afgewerkt met olie, acryl of zelfs was. Ik weet dat Johns serieus ver ging in het experimenteren met materiaal. Maar op de reproductie was het moeilijk te zien. En was het nu abstract of figuratief? Ik vond van wel tot iemand me zei “maar dit is toch een 5.” En toen zag ik het. Tot dan was het voor mij een abstract spel van ronde en rechte lijnen. Ik wist eerst niet hoe ik het moest houden, wat boven en beneden was. En opeens werd het een 5. Ik moet eerlijk zeggen dat mijn eerste reactie net het tegenovergestelde was van daarvoor. Ik moest er precies niets meer van hebben. Ik bleef me fixeren op die 5 die ik niet had gezien. Had ik de titel maar meegekregen 😉 Volgens mij is de grote ontbrekende factor het formaat geweest. Als je dit in het groot had gezien zou die schriftuur waarschijnlijk het symbool domineren. In elk geval een prachtig werk. Hoe je een eenvoudig emotieloos feit als het cijfer 5 toch zo boeiend kan brengen dat je er niet op uitgekeken geraakt. Ik zoek hier zeker nog wat meer info rond wat zijn bedoeling precies was.

De laatste oefening lag in het verlengde van de vorige. We hadden wat oefeningen gedaan rond het “lezen” van een werk en het inkomen in het verhaal van de kunstenaar. Nu kregen we nog wat theorie mee. Een model die de kunstwerken opdeelt in een aantal dimensies. Enerzijds heb je kunstenaars die werken rond inhoud. Het onderwerp als subject. Het verhaal, de idee. Ze benadrukken het conceptuele, de betekenis voor de maatschappij, de sociale rol van de kunst. Aan de andere kant heb je kunstenaars die het tegenovergestelde benadrukken: het onderwerp als object waarbij het vormelijke, het beeld als doel op zich wordt benadrukt. Hier staan kleur, vorm, compositie, schriftuur, textuur, ruimte, materiaal, het beeld als doel op zich centraal. Naast deze as heb je een tweede die deze loodrecht doorkruist. Deze variëert van het nastreven van de wereld zoals die is, tegenover het andere extreem waar alles staat voor iets anders. Hier worden vooral symbolen gebruikt.

Vanuit deze assen ontstaan 4 kwadranten:
1. Metafoor: kunstenaars die zich in deze hoek bevinden benadrukken het verhalende in het werk, maar doen dat op een symbolische manier. Alles wat je ziet staat voor iets anders.
Voorbeelden: Anish Kapoor, Christian Schad (die was nieuw voor mij ;-), Delveaux, Kahlo, Margritte, Andy Warhole…
2. Reportage: hier wordt eerder de klemtoon gelegd op het verhaal maar op een zeer realistische, expliciete manier weergegeven. Het verhaal wordt als het ware geregistreerd.
Voorbeelden: Realisme van Chuck Close,
3. Abstractie: in dit kwadrant zitten we aan het ander extreem met de nadruk op het beeld als doel op zich. De vorm, kleur, verhoudingen worden geanalyseerd en bestudeerd tot een harmonisch beeld, zonder eigenlijke betekenis.
Voorbeelden: Minimalisme, Yves Klein, Robert Ryman, Jasper Johns, Tapièz, de recent ontdekte Elisabeth Murray plaats ik hier ook.
4. Anders zien: tot slot heb je de kunstenaars die werken rond het beeld als doel op zich, maar die toch vertrekken vanuit de werkelijkheid. Zij geven eerder een eigen interpretatie van de wereld.
Voorbeelden: Francis Bacon, Morandi, Renoir, Van Gogh, Edward Hopper, Gustav Klimt,…

Na het overlopen van dit theoretisch model kwam de laatste opdracht van die dag. Kies een reproductie van een schilderij. Positioneer het in dit model en en schilder die 3 keer na maar dan vanuit de invalshoeken van de 3 andere kwadranten. Ik koos er “de paarse mantel met de boterbloemen” van Matisse uit. Een beeld die ik in het “Anders zien” klasseer. Die moest ik dus vertalen naar de metafoor-, de reportage- en de abstracte stijl. Het gemakkelijkste leek me de reportage. Met een aantal technieken kreeg ik het in een meer verhalende realistischer hoek. De dame maakte ik realistischer van vorm. De kleuren meer tertiair, de vormen iets realistischer. Het beste effect kreeg ik door de diepte te suggereren. Matisse gebruikte bewust technieken die de diepte uit het schilderij wegnamen en alles vervlakken. Hij gebruikte veel rood op de achtergronden en blauw vooraan. Hij schilderde zijn behang ook “naïf” van vorm. Door net het tegenovergestelde te doen, werd de uitstraling van het schilderij veel realistischer en dus minder boeiend 😉 De vertaling naar abstractie en metafoor viel veel minder mee. Eerst wou ik de abstractie uitwerken. Door de mantel zonder vrouw en de boterbloemen wat symbolischer af te beelden dacht ik er wel te geraken, maar het kwam nog veel te verhalend over dus klasseerde ik het maar in de metaforische hoek. Een tweede poging om tot abstractie te komen ging nog niet ver genoeg. Het zag er nog veel te verhalend, te concreet uit. Dus daar zal ik nog serieus aan moeten werken. Het ligt dus minder in mijn aard om te kunnen afstand nemen van de realiteit. Tiens, dat duikt hier in deze oefening mooi op. Ik ben altijd al de eeuwige realist teweest. Ik kan heel moeilijk afstand nemen van de werkelijkheid om in een fantastische wereld te duiken. Hoewel dit me sterk interesseert, kan ik er moeilijk inkomen. Ik mis precies een gezonde dosis fantasie. Ik wil steeds voor een bepaald deel met mijn voeten op de grond staan. Ik kan er moeilijk van loskomen. Dat zal ook een reden zijn waarom ik me soms zo vasthou aan beelden die me inspireren. Ik zal wat oefeningen doen om van een bestaand beeld wat metaforen en abstracties te maken. Misschien komt ik dan wel in een nieuwe wereld terecht 😉

En dan de afsluiter van de dag: het huiswerk. De opdracht is om jezelf in dit theoretisch kader te definiëren. Waar sta je zelf als kunstenaar? Zit je daar goed? Waar worstel je mee? Waar wil je naartoe? Eerst nog even over nadenken. Mensen die mijn werk kennen, geef gerust jullie input.